Groenten houden de mens gezond. Tenminste, zolang wij de groenten gezond houden. Aardappelmoeheid, bladvlekkenziekte, bruinrot en – ai! – de wratziekte... Veel planten worden ernstig bedreigd door ziekten, plagen en onkruiden. Bestrijdingsmiddelen zijn een oplossing, maar die wil je niet op je bord.
In een gesprek over voedselveiligheid uitte een onervaren chef-kok eens zijn angst om iemand een onveilig gerecht voor te zetten. “Je vertrouwt op de producten die je binnenkrijgt, maar er zal maar eens een zieke of overbestrijde aardappel tussenzitten. Gasten realiseren zich niet dat ze hun gezondheid in de handen van een vreemde leggen. Daar ben ik wel mee bezig.”
Gif
De kans is klein dat deze chef-kok zijn gasten ooit zal ‘vergiftigen’ met een overdosis achtergebleven bestrijdingsmiddelen. Voor elk gewasbeschermingsmiddel zijn namelijk grenzen gesteld: de zogeheten Acceptable Daily Intake (ADI). Dit is de hoeveelheid bestrijdingsmiddel die iemand gemiddeld levenslang maximaal iedere dag mag binnenkrijgen zonder dat dit een gevaar oplevert voor de gezondheid. En in de ADI is volgens het Productschap Tuinbouw een ruime veiligheidsmarge opgenomen.
Toch zijn chemische en synthetische bestrijdingsmiddelen op voedsel wel iets dat mensen bezighoudt, zeker wanneer keer op keer uit onderzoek blijkt dat geïmporteerde fruit en groenten regelmatig meer resten van landbouwgif bevatten dan wettelijk is toegestaan. Dat steeds meer mensen nu naar ‘puur’, ‘groen’ en ‘bio’ grijpen, is daarvan een logisch gevolg.
De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) kwam onlangs met de ‘Weet wat je eet Gifmeter’, een overzicht met meetgegevens van de VWA waarop onder andere de meest vervuilde en meest schone producten onder elkaar staan. Volgens deze cijfers teelt Nederland de meeste groenten en fruit zonder gif. In de totaallijst van schone landen staat Nederland op nummer zes, na onder meer Nieuw-Zeeland, Duitsland en Israël.
Groenteteelt op water
Er is de laatste jaren dus wel wat gebeurd. Wordt er dan zoveel geïnnoveerd in de agrarische sector? Ja en nee. De laatste jaren zijn er weinig nieuwe versproducten geïntroduceerd die echt aansloegen. Groenten en fruit worden wel doorontwikkeld, waardoor nu in zorgcentra draadloze sperziebonen geserveerd worden. En we hebben een caloriearme pieper. Maar de producten an sich blijven veelal hetzelfde en dat is misschien maar goed ook, want de wereld staat maar wat sceptisch tegenover de biogenetische voedselindustrie.
De technieken waarmee geteeld wordt, moderniseren wel. Verschillende organisaties verwachten dat er in de toekomst nieuwe teelsystemen moeten komen, omdat markt en maatschappij steeds hogere eisen stellen aan de manier van produceren: kwalitatief en duurzaam. De huidige systemen kunnen hieraan niet geheel voldoen en zijn daarbij ook te erg afhankelijk van weers- en de bodemomstandigheden. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verkent daarom nu met het Productschap Tuinbouw nieuwe mogelijkheden om vollegrondgroente (bijvoorbeeld prei, sla, kool) uit de grond te telen. En dan in het bijzonder in de open lucht op water. In 2007 deed Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV al onderzoek naar telen in goten en stellingen, geheel los van de grond. Volgens Ulko Stoll, sectormanager vollegrondgroente van LTO Groeiservice, zal telen op water nooit de grond vervangen. “Maar er zijn productgroepen waarbij het gewoon meer mogelijkheden schept, bijvoorbeeld efficiënter ruimtegebruik, betere sturing op de inhoudsstoffen, minder emissies naar de grond en uniformere producten, zowel in maat als kwaliteit.”
Groenteteelt op water is nog in de onderzoeksfase, maar er zijn telers die best heil zien in het gecontroleerde systeem. Niet helemaal in de lijn van puur en authentiek, wel een duurzame manier van verbouwen waarmee we de bodem, ons ecosysteem en de groenten op ons bord gezond houden.
Bio beter?
Uit recent onderzoek valt niet op te maken of producten uit de biologische landbouw veiliger zijn dan producten uit de gangbare landbouw. Dat zegt bureau Risicobeoordeling van de Voedsel en Waren Autoriteit. Volgens het bureau kan alleen een langjarig onderzoek een onderbouwend antwoord geven. De gegevens uit het beschreven onderzoek wekken echter niet de indruk dat er grote verschillen bestaan tussen beide productgroepen voor wat betreft voedselveiligheidsrisico’s.