Eric de Vries ziet het helemaal zitten. Er staat een leuk pandje te huur aan een sfeervol plein met mooie oude bomen. Ideaal voor een café met een leuk terras erbij op het plein. Eric heeft kort daarvoor alle benodigde horecapapieren gehaald. Hij is verstandig en gaat eerst bij de gemeente informeren of hij zijn plannen wel kan uitvoeren.
Kort daarna gaat Eric naar de gemeente en bespreekt hij zijn plannen met de heer Jacobs, een vriendelijke en (letterlijk) veelbelovende ambtenaar. Jacobs is hoofd van de afdeling die over horecavergunningen gaat en is erg enthousiast. Hij kijkt in het bestemmingsplan en ziet dat in het pand een café is toegestaan. Een vergunning voor afwijking van het bestemmingsplan is niet nodig, een vergunning voor de inpandige verbouwing evenmin. Eric vraagt nog even voor de zekerheid of het terras -dat toch wel belangrijk is voor de levensvatbaarheid van het café- ook is toegestaan. Jacobs zegt dat het plein eigendom is van de gemeente en dat hij laatst nog met de wethouder besprak dat het plein wel een gezellig terras zou kunnen gebruiken. Dat terras komt dik in orde, geen probleem, aldus Jacobs.
Eric besluit om het pand te gaan huren. Kort daarna staat hij te klussen in zijn nieuwe café, als Jacobs belt met een rampzalige mededeling: de vergunning voor het terras kan niet worden verleend, omdat het bestemmingsplan op het plein geen terrassen toelaat. Eric is woedend, en vindt dat de gemeente verplicht is om hem alsnog een vergunning te verlenen voor het terras. Hij mocht toch vertrouwen op de toezeggingen van Jacobs?
Helaas voor Eric, als hij zijn zaak aan de rechter zou voorleggen, dan is zijn kans op succes erg klein. We kennen in Nederland het vertrouwensbeginsel. Het beginsel houdt in dat de overheid gedane toezeggingen waarop een burger mag vertrouwen, moet nakomen. Dat klinkt prachtig, maar in de praktijk stelt de rechter dusdanig strenge eisen, dat een beroep op het vertrouwensbeginsel vrijwel nooit gehonoreerd wordt. Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt in principe alleen als er sprake is van "aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen, gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend."
Hoe begrijpelijk het ook is dat Eric meende af te kunnen gaan op de toezeggingen van Jacobs, het zal hem vermoedelijk niet helpen, omdat Jacobs hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd zal blijken te zijn om te beslissen over een afwijking van het bestemmingsplan. Ook toezeggingen van een wethouder, een burgemeester en zelfs het college van B&W, hoeven niet te worden gehonoreerd, als het gaat over onderwerpen waarover ze niet officieel bevoegd zijn.
In de praktijk doe je er dus verstandig aan om investeringen die afhankelijk zijn van een vergunning, uit te stellen totdat je die vergunning ook daadwerkelijk hebt. Hoe lang dat ook kan duren. Maar dat is weer een ander onderwerp.
Rob Stiekema
Advocaat bij Immix, www.immix.nl