De jaaromzet van de 4800 cafetaria’s en snackbars in Nederland is door onderzoekers jarenlang veel te laag getaxeerd. Er circuleren cijfers van 600 tot 900 miljoen euro. In werkelijkheid is dit zeker 1,2 miljard. Dit blijkt uit cijfers van ProFri, de vakvereniging van professionele frituurders. ProFri werkt samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) om kwalitatief betere branchecijfers te krijgen.
Het is voor het eerst dat gedetailleerde CBS-cijfers over cafetaria’s, snackbars en andere professionele frituurbedrijven worden bekendgemaakt. Zelf hanteert het CBS in zijn kwartaalberichten de bulkgroep “fastservicebedrijven”. Daarin zijn de cijfers van verschillende bedrijfstypen opgeteld, naast cafetaria’s ook onder meer fastfoodrestaurants, lunchrooms, shoarmazaken en ijssalons. Verschillende organisaties pleitten in het verleden al voor meer detaillering. ProFri lukte het als eerste deze te bemachtigen. Als vereniging heeft ze het recht op totaalcijfers van aangesloten leden.
Friet Index
Namens ProFri zegt Frans van Rooij: “Wij vertegenwoordigen bijna 500 professionele frituurbedrijven en dus ruim 10 procent van de branche. Op basis van hun gemiddelde omzet ga je richting een totaalomzet van 1,5 miljard euro. Omdat we een correctie hebben toegepast tussen leden en niet-leden, komen we uit op 1,2 miljard.” Van Rooij vindt kwalitatieve cijfers van groot belang. ProFri werkt daarom ook aan een eigen Friet Index, waarbij leden rechtstreeks input gaan leveren. “Cijfers geven je zicht op de trends in de sector,” zegt hij. In de cijfers is een duidelijke trendbreuk zichtbaar. Het CBS neemt het jaar 2010 als uitgangspunt (2010=100). Duidelijk is te zien dat de omzet in de branche tussen het eerste en tweede kwartaal van 2014 de stijgende lijn hervindt – en deze sindsdien vast houdt.
Niet rooskleurig
Toch stemmen de CBS-cijfers Van Rooij niet helemaal vrolijk. Sinds 2010 – en dus met name sinds begin 2014 - is de omzet van onderzochte frituurbedrijven gestegen met 19,7 procent. “Dat is over de hele periode nog geen 3 procent gemiddeld per jaar. Omdat prijsstijgingen niet zijn verrekend, ligt de werkelijke groei aanmerkelijk lager. Nee, dat vind ik niet rooskleurig.” Cafetaria’s profiteren onvoldoende van de groei in gemaksvoeding, stelt Van Rooij. “Logisch misschien, want de concurrentie neemt enorm toe. Maar eigenlijk moet de sector juist profiteren van de groei bij gemaksvoeding.” Wel plaatst Van Rooij nog de volgende kanttekening bij de gemiddelde cijfers: “Duidelijk is zichtbaar dat er binnen de branche een verdere tweedeling plaatsvindt. Er zijn bedrijven die rond de index van 100 blijven of het zelfs minder goed doen dan in 2010. Daar staan de nodige bedrijven tegenover die juist bovengemiddeld goed scoren.”
Frequente bezoekers
Zorgelijk noemt Van Rooij de afname van het aantal bezoekers. “Ook hierbij is natuurlijk het branchegemiddelde weer de basis. En hieruit blijkt dat cafetaria’s moeten uitkijken dat ze straks niet zijn aangewezen op een kleine populatie van heavy users, frequente bezoekers.” Van Rooij beseft dat veel consumenten zich afkeren van de frituurbranche vanwege het vermeend negatieve imago. Hij zegt: “Als relatief nieuwe vakvereniging zijn we er elke dag mee bezig om te tonen dat de vele prachtige frituurbedrijven de beeldvorming ten onrechte tegen hebben. Friet, kroketten en andere gefrituurde lekkernijen hebben niets met vet en ongezond voedsel te maken.” De initiatieven van de vakvereniging moeten op termijn deze verkeerde beeldvorming bij de consument geleidelijk aan veranderen. Een bijna onmogelijke opgave, maar niets doen is volgens Van Rooij geen optie: “We hebben als vakvereniging de focus op kennis en vakmanschap, het bevorderen ervan en zichtbaar maken in de richting van de consument. Het Goed Gefrituurd Kuurmerk moet daaraan gaan bijdragen en met de Nationale Week van de Friet brengen eerlijke, objectieve informatie onder de aandacht bij het grote publiek. Want ons frietje verdiend beter.”