Als de mensen in een land een weerspiegeling zijn van wat ze eten, dan mag de Spaanse keuken als volgt worden getypeerd: puur, simpel, ietwat dik, luidruchtig, gepassioneerd en een tikkeltje onverzorgd. Ik mocht de afgelopen dagen aan de Spaanse Costa Blanca vertoeven en heb gegeten, veel gegeten. Wat ik onbewust doe, is bij elke hap een soort analyse maken. Wat is lekker? Wat proef ik? Wat mis ik?
Mijn referentiekader is de Franse keuken. De smaak waarmee we zijn opgegroeid. En die heerlijke drang naar perfectie die de Franse keuken typeert, die mis ik aan de Costa. Daarmee wil ik absoluut niet zeggen dat ik niet lekker heb gegeten in Moraira. In tegendeel zelfs. Want het volgende gebeurde.
Met een Renault Clio, die meer motorolie drinkt dan ik speciaalbiertjes, slingerde mijn oom en ik ons langs een van de vele kromme kustwegen die Spanje rijk is. “Hier links!”, sommeerde Ron (dat is mijn oom), terwijl ik de actieradius van deze bolide nog probeer te manipuleren. We manoeuvreerden ons in een nog kleiner kustweggetje dat uitmondt op een stoffige parkeerplaats waar de ‘locals’ zich als een rotspelikaan laten verwarmen door de brandende zon.
Pal naast de parkeerplaats staat het restaurant. Althans, een hok van nog geen zes bij zes dat dient als keuken, bar en spoelkeuken. Het interieur in het restaurant bestaat uit plastic tuinmeubilair zoals je die in de jaren ’90 in elke vinexwijk kon vinden. Overigens is het niet helemaal duidelijk waar het restaurant stopt, overal staan tafels en stoelen. “Maar”, zo verzekert Ron, “de pulpo die je hier eet, is van een ongekend niveau.” Ietwat nerveus laat ik mij zakken op een van de plastic stoeltjes en vraag mij af of mijn zuinige tachtig kilo niet teveel is voor dit meubilair.
Ik blijf zitten en bestel vol overtuiging de pulpo. Wanneer het meisje van de bediening aankomt lopen en het bord op mijn kleurrijke placemat zet krijg ik het nog warmer. De eenvoud in zijn puurste vorm: op een bedje van aardappelpuree een snoeiheet gebakken stuk pulpo, die net niet zwartgeblakerd is. De korst is krokanter dan de huid van de kippenvleugels van mijn vroegere Surinaamse buurvrouw en de binnenkant is zachter dan de fijnste coquilles. We zijn er allebei stil van.
In mijn beste Spaans vraag ik dolenthousiast aan de chef hoe hij dit toch voor elkaar krijgt, het antwoord laat ik vertalen door Ron. Vrij vertaald: vanochtend gevangen, heel heet bakken en even laten rusten. Lekker eten hoeft niet moeilijk te zijn. Om even terug te komen op mijn opening: de pulpo was puur, simpel, ietwat dik en een tikkeltje onverzorgd. Maar o zo overheerlijk!